(geb. 1914) Mexicaans dichter en essayist. In 1936 staakte hij zijn studie letteren en rechten om een school voor Indiaanse boeren te stichten.
Enkele jaren later werd hij ambassadeur (o.m. in India), een positie die hij opgaf uit protest tegen de onderdrukking van de Mexicaanse studentenbeweging. Als dichter behoorde hij tot de groep rondom het vooruitstrevende tijdschrift 'El Hijo Pródigo', na 1945 sloot hij zich definitief aan bij de surrealisten. Eenzaamheid, erotiek en de zonovergoten Mexicaanse natuur zijn terugkerende thema's in zijn werk. Enkele dichtbundels: Luna süvestre 1933, Raiz del hombre 1937, Entre la piedra y la flor 1941, Libertad bajo palabra 1949, La estación violenta 1958, waarin zijn beroemdste gedicht Piedra de sol (Zonnesteen), Salamandre 1962, Discos visuales 1968, Ladera este 1969, El mono gramatico 1974 en Poemas 1935-1975 1979. 'Kinderen van de lucht' bevat vertaalde gedichten. Zijn belangrijkste essay is El laberinto de la soledad; vida y pensamiento de México 1950 (Het labyrint der eenzaamheid), waarin hij het lot van zijn land behandelt. Essays over artistieke onderwerpen bevatten o.a. de bundels El arco y la lira 1956 (De boog en de lier), Puertas al campo 1966, Conjunciones y disyunciones 1969, El signo y el garabato 1973 en Los hijos del limo 1979 (De kinderen van het slijk). El agro filantropico 1979 gaat ook over Mexico.