(geb. 1935) Joegoslavisch schrijver en vertaler, studeerde literatuurwetenschap, was docent Servokroatisch in o.m. Bordeaux en Straatsburg, woont in Parijs.
Hij is het meest bekend vanwege zijn verhalenbundel Grobnica za Borisa Davidovita 1976 (Een grafmonument voor Boris Davidovitsj), waarvan de meeste verhalen als thema hebben: de terreur die in Rusland op de revolutie volgde; het zijn een soort wetenschappelijke biografieën. K's gehele oeuvre draagt de sporen van zijn jood-zijn en zijn oorlogsherinneringen. Ander werk o.a. Mansarda 1962, Psalam 44 1963, BaSta, pepeo 1965 (= Tuin, as), Rani jadi 1970 (= Vroege verbittering) en Pestanik 1972 (= Zandloper).