d. a. v.: daar aan volgend (bij datums).
D. C.: Da Capo = van Jt begin weer af.
d. d.: de dato — op den dag der afgifte, gedateerd op.
deb.: debet = (hij) is schuldig.
Del.: deliavit = (hij) heeft het geteekend (op platen achter den naam v. d. teekenaar).
Dept.: departement
Deut.: Demeronomium (5e boek v. Mozes).
D. H.: Doorluchtige Hoogheid (titel van een prins).
d. i.: dat is.
do.: dito = hetzelfde (wat reeds gezegd is).
Dr.: doctor (academische titel).
D. O. M.: Deo Optimo Maximo = den hoogsten en besten God.
Dr. med: doctor medicinae = doctor in de medicijnen.
Douair: douairière = adellijke weduwe.
Dr. phil: doctor philosophiae = doctor in de wijsbegeerte.
Dr. th.: doctor theologiae: dr. in de godgeleerdheid.
Dr. Jur.: doctor juris : doctor in de rechten (eigenl.: D. J. U.: Doctor Juris Utriusque : doctor in de beide rechten).
Ds.: dominus (eigenl. heer) = titel v. e. predikant.