dĭdi, dĭtum (3);
1. onder iets leggen, - zetten, - plaatsen, ignes, Cic., pugionem pulvino, Suet., calcaria equo, geven, Liv., tauros aratro, Tac., se aquis, onderdompelen, Ov.; part. subditus = onder of bij (een plaats) liggende, subdita templo Appias, Ov. | overdr., alci acriores ad studia dicendi faces, Cic., ingenio stimulos, Ov., alci spiritus, inboezemen, Liv.; in 't bijz., onderwerpen, onderdanig maken, feminas imperio, Tac.
2. in de plaats van een ander stellen, substitueren, iudicem in meum locum, Cic.; in ’t bijz., onderschuiven, alqm in alcs locum, Cic., subditus filius, Liv., ook = onderhands als aanklager aanstellen, alqm, Tac.
