Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Sincērus

betekenis & definitie

1. ongeblanket, echt, natuurlijk, werkelijk, genas, Ov., secernere fucata et simulata a sinceris atque veris, Cic.; overdr., ongeveinsd, ondubbelzinnig, oprecht, eerlijk, onpartijdig, fides, Liv., pronuntiator rerum gestarum, Cic.

2. zuiver, onbevlekt, ongedeerd, gezond, vas, Hor., corpus, Ov., pars, Ov., alqm sincerum integrumque conservare, Cic.; overdr., onbevlekt, ongeschonden, onbedorven, Minerva, Ov., iudicium, Cic. | zuiver = onvermengd, louter, enkel, proelium equestre, Liv., gens, Tac.; overdr., voluptas, Cic.

< >