Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Sentĭo

betekenis & definitie

sensi, sensum (4);

I. (met de zintuigen): voelen, merken, gewaarworden, waarnemen,
a. in ’t alg., suavitatem cibi, Cic., c. inf. of m. acc. c. inf., Lucr., sensit medios delapsus in hostes, Verg., absol., ita, ut ne vicini quidem sentiant, Cic.
b. praegn., (iets tot zijn nadeel) ondervinden, bespeuren, leren kennen, quod ipse sensisset ad Avaricum, Caes., cum alqo Philippos, Hor.; ook van zaken, b.v. ora senserat vastationem, Liv.

II. (geestelijk):

a. eig., voelen, waarnemen, merken, ondervinden, zich (wel) bewust zijn, inzien, verstaan, alqd, Cic., plus senUre, verder zien, meer doorzicht hebben, Caes.
b. overdr., van mening -, gezind zijn, menen, denken, oordelen, idem, Cic., recte, Cic., de alqo mirabiliter, Cic., cum alqo, van iemds partij zijn, Cic.; m. dubb. acc. = zich (iemd of iets) denken als enz., onder (iemd of iets) verstaan, alqm bonum civem, Cic., voluptatem hanc, quam etc., Cic., evenzo m. acc. c. inf., Cic.; part. subst., sensa, ōrum, n. gedachten, voorstellingen, mentis, Cic. | zijn mening zeggen, - uitspreken, stemmen, s. lenissime, Cic.

< >