ārum, m. de Sarmaten, bewoners van Sarmătĭa, ae, f. Sarmatië, dat uit twee delen bestond, het Europese en het Aziatische aan de Oostelijke oever van de Don in het tegenw.
Astrakan.Daarv. Sarmătĭcus, Sarmatisch, mare, de Zwarte Zee, Ov.; adv. Sarmătĭcē, Sarmatisch, loqui, Ov. | Sarmătis, tĭdis, f. Sarmatisch.