adv.
1. verstandig, met verstand, non ego sanius bacchabor Edonis, Hor.
2. overdr., voorwaar, inderdaad, sane vellem, Cic.; vand. in antwoorden = inderdaad, ja wel, zonder twijfel, wel zeker, sane pol, Ter., sane hercule, Cic.; concessief = weliswaar, dan ook al, mijnentwege, sint falsa sane, Cic.; bij de imperativus = maar, dan, age sane, Ter., Cic., abi sane, Ter. | geheel, door en door, volkomen, sane bene of bene sane, zeer goed, Cic., Ter., vand. sane quam = uitermate, buitengewoon (bij verba en adiect.), Cic., nihil sane esset, volstrekt niets, Cic.