(gesyncopeerd saeclum) i, n.
1. in engere zin: de gemiddelde duur van een mensengeslacht (33⅓ jaar), mensenleeftijd, mulia saecula hominum, Cic. | meton., het in een bepaalde tijd levende mensengeslacht, generatie, huius saeculi error, Cic.; tijd, tijdgeest, mode van de dag, saeculum prius, Ter., impia saecula, Verg., nee corrumpere aut corrumpi saeculum vocatur, Tac.; de wereld = het aardse leven.
2. in ruimere zin: de langste levensduur der mensen, eeuw; overdr., eeuw = lange reeks van jaren. | meton., eeuw = de in een eeuw levende mensen.