1. eig., dubbel (met betrekking tot de geboorte), te gelijk geboren, tweeling-.
2. overdr., dubbel, met een dubbele gedaante, Chiron (Centaur, half mens en half paard), Ov., Cecrops (half Griek en half Aegyptenaar), Ov.; dubbel = tweevoudig, twee, of = beide. | (als tweelingen) gelijk; gemeenschappelijk.