1. eig., ontlasten, uit-, afladen, lossen, ledigen; in 't bijz., zich ontdoen, - afmaken van, wegzenden, verwijderen, multitudinem, Liv.
2. overdr., (van een drukkende last) bevrijden, civitatem metu, Liv.; zich ontlasten, - ontdoen van iets, alqd in quaslibet aures, toevertrouwen, Sen., exonerari laborum meorum partem fateor, mij afgenomen wordt, Tac.