Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Displĭcĕo

betekenis & definitie

plĭcŭi, plĭcĭtum (2), mishagen, absol., Cic., displicet alci alqd, aan iemd mishaagt iets, Cic., populo de alqo displicet, het volk stemt met „neen” over enz., Cic. | in ’t bijz., displicere sibi, niet met zich zelf tevreden zijn, Ter., Cic.

< >