1. recht gericht, in rechte richting lopend, paries, met een rechte hoek snijdend, Cic. | overdr., rond, zonder omwegen, verba, eenvoudige taal, Cic., contĭo, directe rede (tegenover obliqua), Iust, ratĭo, recht door zee gaande, streng, Cic., evenzo homo, Cic. Abl. directō, adv. rechtuit, ronduit; rechtstreeks.
2. recht naar beneden lopend, loodrecht.
Gepubliceerd op 14-02-2022
Dīrectus
betekenis & definitie