Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Cōpĭōsus

betekenis & definitie

1. rijkelijk voorzien, rijkelijk, rijk, oppidum, Caes., patrimonium, Cic., victus, Cic., copiosus a frumento locus, Cic. | (van personen) rijk aan geldmiddelen, welgesteld; ook = rijkelijk van proviand voorzien.

2. met betrekking tot abstracta = rijk aan gedachten, woordenrijk, uitvoerig, oratio, Cic., orator, Cic., vir copiosus in dicendo, Cic., copiosus homo ad dicendum, Cic.; (van de taal) woordenrijk; (van de stof) rijk van inhoud. | = rijk aan bekwaamheden, kennis of beschaving, rijk begaafd.

< >