ōnis, f.
1. eig., samentrekking.
2. overdr., verkortende samentrekking (in schrift en rede), paginae, het dicht ineenschrijven (aan het einde van een bladzijde), Cic., syllabae, verkorting in de uitspraak, contractie, Cic.; pass., gedrongenheid, orationis, Cic. | beklemdheid, animi, Cic.