Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 20-02-2022

Circē

betekenis & definitie

ēs en ae, acc. am, abl. a, f. dochter van Helios, zuster van Aeëtes, een door haar toverkunst beroemde zeenimf.

Daarv. Circaeus, tot Circe behorende, Circaeisch, iugum, Verg., litus, Ov., het Circejische voorgebergte (zie Circeii), moenia, Tusculum, naar zijn stichter Telegonus, de zoon van Circe, Hor., poët. = betoverd, vergiftigd, poculum, Cic.

< >