Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Circā

betekenis & definitie

1. A d v.

rondom, in het rond, in de omgeving, ook = aan beide kanten, qui circa sunt, zijn omgeving, Liv., multae circa civitates, vele omliggende steden, Liv.2. P r a e p. c. a c c., om, aan de zijde van; in of bij . . . rond, b.v. legatos circa vicinas gentes misit, Liv.; in de omstreken van, in de nabijheid van, nabij; (van begeleiders, vrienden, aanhangers enz.) om, quot circa se haberet, Cic. | overdr., (van tijd) omstreeks, tegen, circa Demetrium Phalerea, ongeveer ten tijde van enz., Quint.; (bij getallen) ongeveer, omstreeks; omtrent = met betrekking tot, ten aanzien van, jegens.

< >