(Lat., ik verbied), bevoegdheid om besluit van een overheidsorgaan te vernietigen. In het oude Rome hadden de Volkstribunen het recht van V., o.a. tegen beslissingen der consuls.
In Ned. kan men zeggen, dat de Koningin het recht van V. heeft, daar de wetten zonder haar bekrachtiging niet rechtsgeldig worden. Een opschortend V. komt toe aan de President der V.S.: wordt de wet in 2e lezing door Huis en Senaat met ⅔ meerderheid aangenomen, dan verliest het V. zijn kracht. Een bron van twisten is geworden het V. dat de „Grote Vijf” hebben tegen resoluties van de Veiligheidsraad; het is talloze malen gehanteerd door de Sovjet-Unie, eenmaal door Frankrijk.