een door Hahnemann (1810) ingevoerde geneeswijze, waarbij geneesmiddelen worden toegepast, volgens het systeem, dat bij een te genezen ziekte dat geneesmiddel moet worden aangewend, dat bij gezonden een zoveel mogelijk gelijksoortige ziekte kan veroorzaken, bijv. sneeuw op bevroren ledematen. Voor de genezing van elke ziekte behoeft men slechts één enkel middel.
De uitwerking der geneesmiddelen zou des te sterker zijn, naarmate hun dosis kleiner is. Bij levensgevaarlijke toestanden als vergiftiging komt de homoeopathie niet uit en moet zij andere geneesmiddelen gebruiken.