Mnl.: doffer, vrl.: duif of duivin. Te onderscheiden: postduiven, sierduiven, vleesduiven.
Broedperiode: meeste soorten gehele jaar door (maandbroeders), doch het is aanbevelenswaardig zich aan broedseizoen (Febr.-einde Juni) te houden.
Broedtijd: 19 dagen. Duivin legt ca 6 uur n.m. ie eitje, 2 dagen later om 2 uur v.m. ze eitje. Duivin broedt, doch wordt overdag enige uren door doffer afgelost. Grootbrengen der jongen duurt 5 à 6 weken, gedurende welke tijd doffer en duivin beurtelings de jongen uit de krop voeden. Gewoonlijk legt de duivin na 4 weken weer 2 eitjes, die zij gaat uitbroeden; de doffer zorgt dan verder alleen voor de jongen, die zelf in het algemeen na ½ jaar weer teeltbaar zijn.
Hoofdvoedsel: duivenbonen, overigens allerlei granen (tarwe, gerst, mais) en vooral zuiver drinkwater. Ziekten: gedurende de rui (Juni-Oct.) komt vaak diphteritis (zgn. snot) voor. Beste voorbehoedmiddel: kaliumpermanganaat door drinkwater.