Gepubliceerd op 11-11-2021

zadel

betekenis & definitie

m. en o. zadels, zadeltje (1 zetel [van leder], juist passend op de rug van een rijdier: kameel, paard of ezel; 2 bij verg.):

1. in het (de) zadel springen; vast in het (de) zadel zitten, niet licht afgeworpen worden, fig. a) zeker van zijn positie zijn,b) zijn zaken goed kennen; iem. uit het (de) zadel lichten, hem van het paard lichten (tornooispel), fig. hem zijn betrekking doen verliezen, hem onderkruipen; iem. weder in het (de) zadel zetten (of: helpen), fig. hem er weer bovenop helpen, zijn verloren positie weder helpen innemen;
2. het zadel van een rijwiel of fiets, leren zitvlak; het zadel van een haan, rug tot de staart.

< >