Gepubliceerd op 11-11-2021

zaal

betekenis & definitie

I. o. zalen, zaaltje (zadel).

II. v. zalen, zaaltje (1 ruime kamer, groot sierlijk vertrek; vero., gew. salon, grote ontvang- en gezelschapskamer; 2 ziekenzaal; 3 lokaliteit voor bijeenkomsten):

1. een raadzaal, eetzaal, slaapzaal;
2. de zaal voor typhuslijders;
3. vergaderzaal, collegezaal, danszaal.

< >