I. o. zalen, zaaltje (zadel).
II. v. zalen, zaaltje (1 ruime kamer, groot sierlijk vertrek; vero., gew. salon, grote ontvang- en gezelschapskamer; 2 ziekenzaal; 3 lokaliteit voor bijeenkomsten):
1. een raadzaal, eetzaal, slaapzaal;
2. de zaal voor typhuslijders;
3. vergaderzaal, collegezaal, danszaal.