Gepubliceerd op 11-11-2021

warm

betekenis & definitie

bn., bw. (het tegengestelde van koud, minder dan heet, fig. in verschillende opvattingen): een warme kamer, een warm bad; het eten warm houden; het wordt vandaag warm; ik krijg (of: heb) het warm; zich warm kleden; een warme ontvangst, hartelijke; vaste bakken met warm en koud water; een warme bron, ontstaan door vulkanisme; zegsw. er warm (of: warmpjes) in zitten, bemiddeld zijn; het ging er warm toe, er werd hevig gestreden, geredetwist; het iem. warm maken, in het nauw brengen; iem. warm maken voor iets, geestdriftig; hou ze warm! eig. en fig.; iem. warm aanbevelen, krachtig; met de warme hand geven, tijdens ’t leven, niet bij testament.

< >