I. m. Walen; bewoner van een der Waalse prov. in België; vr.
Walin', v. Walinnen; Z.-N. de Walen, het Walenland.II. waal, v. walen; waterkolk: met palen omgeven ruimte, waarbinnen in een zeehaven de schepen veilig kunnen liggen.
III. Waal, v.; hoofdrivier in Geld., tak van de Rijn: Nijmegen aan de Waal.