verbrandde, h. (1), i. (2) verbrand (1 door het vuur doen verteren of doden; bruin doen worden, verzengen; 2 door het vuur verteerd of gedood worden; bruin worden, verzengen):
1 iets tot as verbranden; Jeanne d’Arc werd door de Engelsen levend verbrand (1430); zijn voet verbranden, brandwonden krijgen aan; de zon verbrandt het gras, verzengt; zie ook s c h i p;
2 zijn aangezicht is verbrand van de zon.