verbleef, h., i. verbleven (1 verblijf houden; 2 berusten bij; 3 voortdurend zijn):
1 hij verblijft reeds enige tijd te Rome;
2 de zaak verblijft aan u, gij blijft de meester, de regelaar;
3 ik verblijf uw dw. dienaar.
Gepubliceerd op 11-11-2021
betekenis & definitie
verbleef, h., i. verbleven (1 verblijf houden; 2 berusten bij; 3 voortdurend zijn):
1 hij verblijft reeds enige tijd te Rome;
2 de zaak verblijft aan u, gij blijft de meester, de regelaar;
3 ik verblijf uw dw. dienaar.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: