veranderde, h. (1), i. (2) veranderd (1 wijzigen; anders maken; 2 anders worden):
1 een kledingstuk veranderen; dit verandert de zaak;
2 het weer gaat veranderen; van mening, partij veranderen, wisselen; hij is (niet) veel, erg veranderd; (rechtst.) een straf veranderen, in een andere omzetten.