Gepubliceerd op 11-11-2021

veder

betekenis & definitie

v. vederen, veders, vedertje, veer, v. veren, veertje (vogelpluim); zie s l a g -, s t a a r t v e d e r; ganzeveer, pauweveer; de schacht, de vlag van een veer; zo licht als een veer; zegsw. iem. in de (of: achter zijn, of: achter de) veren zitten, hem tegenwerken, hem narijden; elkaar in de veren zitten, twisten, kibbelen enz.; hij kon geen veer van zijn mond blazen, was zeer zwak en uitgeput; pronken met andermans veren, met sieraden, kledij of werk v. e. ander; een veer laten, a) gehekeld worden, b) iets inboeten, eer, geld enz.; vroeg uit de veren, uit bed; spreekw. Men kent de vogels aan hun veren, kent de mensen aan hun kleding en manieren.

< >