Gepubliceerd op 11-11-2021

tekenen

betekenis & definitie

tekende, h. getekend (1 van een teken of merk voorzien; merken; 2 zijn naam [of: teken b.v. een kruisje] onder een stuk plaatsen: ondertekenen; 3 inschrijven op, zich door zijn naam schriftelijk verbinden tot; 4 als volt. deelw. van figuren enz. voorzien; 5 met potlood, krijt enz. afbeelden, voorstellen, hetzij alleen de omtrek, hetzij de hoofdlijnen, hetzij meer uitgewerkt; door lijnen voorstellen; 6 met woorden een beeld van iem. of iets geven, beschrijven; 7 een zaak of persoon vertonen, als ware deze door tekenen afgebeeld, zichtbaar maken; voor het oog vertonen, zichtbaar maken; 8 een beeld geven van, tonen, doen kennen; 9 karakteristiek voor iem. zijn; iem. doen kennen in de genoemde hoedanigheid; 10 van jachthonden: door snelle bewegingen van de staart tonen, dat ze ‘t wild hebben ontdekt):

1. linnengoed, een boom, een schaap tekenen; zegsw. wacht u voor de getekenden;
2. voor gezien tekenen; een contract, een quitantie tekenen; een vrede tekenen, de vrede is getekend; het vonnis is getekend, fig. er is geen redding meer; zijn naam tekenen; zonder object: we zullen tekenen; voor iets (b.v. koloniaal) tekenen, zich verbinden door ondertekening; ik teken met hoogachting; de formule „was getekend” wordt afgekort w. g.;
3. op een lijst tekenen;
4. de mooi getekende huid der slang;
5. een portret, kaart, plan tekenen; hij kan goed tekenen; rechtlijnig tekenen; naar de natuur tekenen;
6. de politieke toestand tekenen;
7. refl. hoe scherp tekent zich dat rieten dak tegen de hemel, zijn omtrek vertonen, zich aftekenen; sterk getekende trekken, goed uitkomend, goed de vorm vertonend;
8. dat tekent (de toestand); de houding tekent teleurstelling; de thermometer tekende 80° F., wees aan;
9. dat tekent den fatsoenlijken man; dat tekent hem;
10. de patrijshond tekende.

< >