v. syncopen (Fr. of Gr.-Lat. [Gr. synkopto = ik sla stuk]: 1 uitstoting in het binnenste v. e. woord; 2 geneesk. flauwte; 3 muziek: een rhythmische figuur):
1. syncope in: twaalf (twalef), scheikunde (scheidk.); ook wel = apocope;
2. bewusteloos ineenzakken of syncope;
3. de syncope bestaat hierin, dat de tweede helft van een maatdeel met de eerste van het volgende verbonden is, (e = ee).