Gepubliceerd op 11-11-2021

struik

betekenis & definitie

m. struiken (1 naam voor een plant met een stengel, die zich reeds van de grond af in min of meer stevige, veelal houtige, takken verdeelt; 2 gew. van kruidachtige planten met veel scheuten, stengels en bladeren dicht bij de grond):

1. struik onderscheidt men van heester in zoverre, dat dit laatste woord alleen voor houtige planten wordt gebruikt; door de struiken dringen;
2. een struik andijvie; nog: Z.-N. veldvruchten op struik verkopen, zoals zij op het land groeien; Z.-N. van een goede, sterke struik zijn, familie, geslacht.

< >