v. in bet. 2, 3 -en, stallinkje;
1. het op stal zetten: gelegenheid voor stalling van een paard tot stalling van rijwielen;
2. ruimte, gebouw, gelegenheid om te stallen: drie kamers en stalling voor twee paarden; stalling zoeken voor de rijwielen;
3. een stal; bij uitbr. loods, schuur voor auto’s, rijwielen: koetshuis en stalling; de stalling is op de deel; bij uitbr. een overdekte stalling voor rijwielen;
4. stalgeld: de stalling betalen; zijn stalling opzeggen, abonnement bij een garagehouder.
