Gepubliceerd op 11-11-2021

sleper

betekenis & definitie

m. slepers, slepertje (1 iem., die iets voortsleept; iem., die voor het werk van voortslepen gebruikt wordt; 2 iem., die zijn bedrijf maakt van het vervoeren van vrachten oorspr. per slede; 3 arbeider in een kolenmijn, die de wagentjes met kolen over het smalspoor doet rijden; 4 vero. huurkoetsier; 5 sleperswagen; 6 iem., die een schip sleept; 7 visser met een sleepnet werkend; 8 sleepboot; ook: werktuig op de wal voor het slepen van schepen; 9 sleeptros, touw enz., waarmee het schip aan de sleepboot is verbonden):

1. kappers en slepers van hout;
2. de slepers met hun zware paarden;
3. loon der slepers en houwers;
4. elk Amsterdammer heeft zijn eigen sleper;
5. te koop: een vigilante, twee slepers;
6. de inlader heeft een vordering tegen den sleper;
7. Marker slepers en repers;
8. een sleper met een groot sleepvermogen; een electrische sleper;
9. de slepers, lange trossen, en vanglijnen.

< >