o. schandalen, schandaaltje (Gr.-Lat. scandalum: 1 aanstoot, ergernis; 2 gebeurtenis, feit, die of dat aanstoot inz. opspraak geeft: schandelijke handeling, schanddaad):
1. schandaal geven;
2 een publiek schandaal; het is een het is onduldbaar, ergerlijk!