o. runderen, runders (1 huisdier, gehouden om zijn melk en vlees, ook als trekdier; Lat. bos taurus; 2 het volwassen dier in tegenstelling met het kalf; 3 dierk. geslacht van de familie van de holhoornigen, behorende tot de onderorde der herkauwende dieren; in engere zin: een soort van dit geslacht):
1. schapen, runderen en ezels;
2. een grazend rund en spelende kalveren; bloeden als een rund, nl. dat geslacht wordt;
3. de buffels rekent men tot de runderen.