m. roosters (1 raamwerk van evenwijdig lopende staven, voor allerlei doeleinden gebruikt en in verschillende soorten; 2 tabel op papier, door elkaar kruisende horizontale en verticale lijnen in vierkante vakken verdeeld; bij uitbr. fig. vastgestelde orde van werkzaamheden; lijst):
1. vroeger keukengereedschap: op de rooster braden; St.-Laurens op de rooster, folterwerktuig; Z.-N. iem. op de rooster leggen, (fig.) folteren, tergen; de rooster in de kachel, waarop de brandstof ligt, waardoor de lucht toegang heeft en de as naar beneden wordt verwijderd; een rooster tot dekking van een zinkput, dienende tot afwering van vuil; een rooster voor de kelderopening, dienende om licht en lucht door te laten; een kleine voor de deur om de voeten te vegen;
2. een rooster van personen, die b.v. op een bepaalde datum, als lid v. e. vereniging, van een bestuur enz. moeten aftreden; volgens rooster aftreden; een rooster van werkzaamheden hangt in elke schoolklas.