v. regeringen (1 het regeren; bestuur, bewind, oppergezag; 2 personen, aan me bestuur is opgedragen; ministerie enz.; 3 tijd, dat een vorst regeert):
1. de regering van Karel V; aan de regering komen; de regering neerleggen, aanvaarden;
2. maatregelen der regering; de regering overweegt; lid der regering, vroedschap, vero.;.
3. gedurende, onder de regering van.