m. regels, regelen, regeltje (1 liniaal, latje, waarlangs lijnen getrokken worden; 2 schrijflijn; lijn, waarop geschreven wordt; 3 de woorden op deze lijn; 4 woorden; 5 gewoonte; hetgeen gewoonlijk geschiedt; 6 voorschrift; richtsnoer; verordening):
1. geef me eens even de regel, inz. Z.-N.;
2. op een nieuwe regel beginnen;
3. een regel schoonschrift;
4. de gedachte in deze regelen vervat, in dit stuk, deze brief; tussen de regels lezen; schrijf me even een regeltje, een kort woord;
5. in de regel, gewoonlijk, doorgaans; in strijd met (of: tegen) alle regel; zich tot regel stellen; iets als vaste regel aannemen; dat is tegen de regel, de gewone gang van zaken; de gulden regel;
6. een taalregel; volgens de eerste regel van de spelling; de regels voor het whistspel; de regel ener kloosterorde, geheel van voorschriften.