Gepubliceerd op 11-11-2021

ras

betekenis & definitie

I. o. rassen (zeew. wieling, draaikolk).

II. o. (grove, wollen gekeperde kledingstof wit Arras of Atrecht).

III. o. rassen (geslacht van mensen of dieren; fig. soort, aard): mensenrassen; van gekruist, gemengd, zuiver ras; zegsw. er zit ras in hem, er steekt pit in hem.

IV. m. rassen (Abessynië: prins).

V. bn., bw. rasser, meest ras of (: rast) (snel, vlug, gezwind): met rasse schreden; geluk en glas breekt even ras.

< >