Gepubliceerd op 11-11-2021

rap

betekenis & definitie

1. bn., bw.; rapper, rapst (vlug, snel; Z.-N. schrander, slim): een rappe gast; rap ter been zijn; fig. rap met de mond, vlug ter taal; Z.-N. iem. te rap zijn;

2. zn. met de bijgedachte aan rap al je (zie ald.): Jan Rap (Z.-N. Rap en Ruig), het grauw, meestal Jan rap en zijn maat, omdat hij altijd lui van zijn soort om zich heeft;
3. zn. min. liberaal: Jan rap is zeer vrijzinnig, zeer!
4. Z.-N., o. (roof [op een wond]; schurft).

< >