Gepubliceerd op 11-11-2021

Pasen

betekenis & definitie

v. (verg. Pascha: eig. een datief meerv. van Paas: feest van de Verrijzenis des Heren, op de eerste Zondag na de eerste volle maan, welke volgt op de dag- en nachtevening der lente): zegsw. als Pasen en Pinksteren op één dag vallen, als Pasen op Goede Vrijdag valt, d.i. met S.-Jutmis, nooit; een groene Pasen, Paasdag met bladeren aan de bomen; een witte Pasen, Paasdag met sneeuw; R.-K. zijn Pasen houden, Paascommunie.

< >