m. -s (lastezel);
pakgaren
o. (garen om pakken mee dicht te naaien, te binden enz., paktouw);
pakgoed
o. -goederen (reisgoed, bagage);
pakhuis
o. -huizen (gebouw, bestemd om er koopwaren enz. in op te slaan, bergplaats v. koopwaren enz.);
pakhuur
v.;
pakhuisknecht
m. -s (knecht in een pakhuis);
pakhuismeester
m. -s (opzichter v. e. pakhuis; O.-I. ambtenaar van de Compagnie, nu gouvernement, belast met het toezicht op de pakhuizen voor de koloniale waren);
pakijs
o. (opeengepakt drijfijs [in de Poolzeeën]): in het pakijs ingesloten;
pakjesdrager
m. -s (kruier, die pakjes enz. draagt en bezorgt; witkiel).