m. -en (1 zwammen; ook: vruchtlichaam der zwammen; 2 bij verg.):
1 zegsw. oprijzen (of: verrijzen) als paddenstoelen uit de grond, van dingen, die vlug en veelvuldig komen;
2 het bolvormig deel, dat zich op de koolspitstop afzet, heet paddenstoel;
paddenstoelvergif(t)
o. (Z.-N. fig. slechte spijs of drank).