overwel'digde, h. overwel'digd (met geweld bemachtigen): een stad overweldigen;
overweldigend
bn., bw. (ontzaglijk): een overweldigende drukte; dat is overweldigend schoon;
overweldiger
m -s (iem., die overweldigt inz. landen en volken): Alexander, Cyrus, Caesar waren overweldigers;
overweldiging
v.: de overweldiging van België; overweldiging en onrecht.