sprong over, h., i. overgesprongen (1 over een verhevenheid of ruimte heenspringen; 2 zich springende over iets heen bewegen; 3 overslaan; 4 op of in iets anders springen; met een sprong van het een op het andere overgaan):
1 een greppel, een heg overspringen;
2 heg en heuvels overspringen
3 enige bladzijden overspringen; een klas overspringen;
4 hij sprong op de reddingboot over; op een ander onderwerp overspringen.