schreef over, h. overgeschreven (1 nog eens schrijven, opnieuw schrijven; 2 afschrijven; 3 Z.-N. anoniem aanklagen): 1 een brief overschrijven;
2 jongen, je schrijft van je vriendje over;
3 Z.-N. iem. overschrijven; nog: het gekochte land werd overgeschreven op zijn oudsten zoon, op zijn naam laten schrijven. Opm. overschrijven bet. eig. kopiëren, maar wordt ook evenals afschrijven en uitschrijven gebezigd met het bijdenkbeeld, dat dit geschiedt met een bepaald doel b.v. het overgeschrevene te bewaren.
Afschrijven geschiedt steeds met zulke bedoeling. Naschrijven wordt inz. gebezigd voor overschrijven met het doel om iets aan een schrijver te ontlenen, meestal ongunstig. Bij uitschrijven denkt men a. h. geheel en al overschrijven;
overschrijving v. -en (het overboeken, ook per girobiljet);
overseinen
seinde over, h. overgeseind (seinende berichten, telegraferen): een bericht (doen) overseinen.