I. o. (1 het onderhouden van iem.; het voorzien in zijn levensbehoeften; 2 het in goede staat houden van; verzorging, verpleging, voeding):
1 in zijn (eigen) onderhoud voorzien, levensonderhoud; het onderhoud van een gezin; gelden tot onderhoud van een leger;
2 het onderhoud van een kerk;
o n d e r h o u d I etym. = o n d e r h o u d II.
II. o. (gesprek): een onderhoud met iem. hebben; aan een onderhoud een einde maken.