1. zwalpte om, h. omgezwalpt (lit. t. van water: met zwellende golven heen en weer stromen; van vaartuigen en personen: her- en derwaarts op de golven drijven): de visser zwalpt langs bank en platen om;
2. omzwalpte, h. omzwalpt (lit. t. golvend omringen): de hoge zee, die het eiland, het schip omzwalpt.