wroette om, h. omgewroet (1 zodanig dooreenwroeten, dooreenbewegen, dat al de delen dooreengeworpen worden; omwoelen; 2 her- en derwaarts wroeten; er in omwoelen):
1. de mol wroet de grond om;
2. in het zand omwroeten; fig. historici in de oudheid omwroetend.