v. omstandigheden (1 breedvoerigheid, uitvoerigheid; 2 iets dat een handeling, voorval, toestand vergezelt):
1. met hoeveel omstandigheid vertelde hij ons zijn avonturen!
2. van de omstandigheden partij trekken; alles hangt af van de omstandigheden; rechtst. verzachtende, verzwarende omstandigheden, bijzonderheden, die de misdaad verminderen of verergeren; zijn geldelijke omstandigheden, geldelijke toestand; in de gegeven omstandigheden; onder geen enkele omstandigheid, geen voorwaarde; in gezegende omstandigheden, zwanger.
